Pcnautic Autopilot
Nederlands
Nederlands
  • Introductie
  • Disclaimer
  • Inhoud Pcnautic Autopilot-set
  • Eerste snelle ingebruikname
  • Installatie
    • TillerDrive
    • MotorController
    • Controlhead / Bedienkast
  • Bediening
    • ControlHead / Bedienkast
    • Webinterface
      • Control - Bediening
      • Profiles - Profielen
      • Tuning
      • Configuratie
      • Compass Calibration
      • Rudder Calibration
      • Wifi / network config
      • Maintenance
        • Emergency
      • Statistics
    • Monitoring en alarmering
    • OpenCPN plug-in
    • Wear OS smartwatch app
  • NMEA-gegevensverbindingen (TCP / USB)
    • YachtDevices YDWG
    • OpenCPN
    • TCP NMEA-gegevensverbinding met Autopilot als NMEA-gegevensclient
  • Specificaties
  • Onderhoud
  • Problemen oplossen
Powered by GitBook
On this page
  • Roerstand
  • Temperatuur (alleen bij Advanced)
  • Stroomsterkte (alleen bij Advanced)
  • Spanning
  • Communicatie met MotorController

Was this helpful?

  1. Bediening

Monitoring en alarmering

PreviousStatisticsNextOpenCPN plug-in

Last updated 22 days ago

Was this helpful?

De Pcnautic Autopilot bewaakt continu verschillende parameters om een veilige en betrouwbare werking te garanderen. Afhankelijk van het type worden de volgende gegevens gemonitord:

Hieronder wordt per categorie een nadere uitleg gegeven.

Eventuele fouten worden automatisch vastgelegd in het 'Servo error log', dat u kunt terugvinden op de -pagina.

Indien gewenst kunt u een akoestisch alarm activeren via de webinterface. Bij optreden van een fout zal dit alarm te horen zijn. Dit stelt u in via de -pagina onder de optie: .


Roerstand

Het instellen van het maximale roerbereik gebeurt via de -pagina. Hier vindt u (o.a.) de volgende opties:

  • Rudder Range Hiermee stelt u het maximale bereik van de roeruitslag in.

  • Rudder Toont de actuele roerstand in realtime.

Beveiligingsopties

  • Servo min / max rudder fault active Activeert de bewaking op minimale en maximale roeruitslagen. Wanneer het roer buiten dit bereik komt, wordt dit als fout geregistreerd en zal de tillerdrive niet verder in de betreffende richting bewegen.

  • Servo min / max rudder fault beep active Schakelt een akoestisch alarm in vanuit de Controlhead wanneer de roerstand buiten het ingestelde bereik komt.

  • Trim rudder range warning Hiermee stelt u een vroege waarschuwing in bij het naderen van het maximale roerbereik. Dit wordt opgegeven als percentage van de ingestelde Rudder Range. Voorbeeld: bij een waarde van 90% ontvangt u een waarschuwing wanneer het roer 90% van de maximale uitslag bereikt.


Temperatuur (alleen bij Advanced)

  • Max controller temp Hiermee stelt u de maximale temperatuur in (in graden Celsius) die de controller mag bereiken. Wanneer de actuele temperatuur deze limiet overschrijdt, wordt dit als fout geregistreerd. Actual: toont de actuele gemeten temperatuur van de controller.

  • Max motor temp Hiermee stelt u de maximale temperatuur in (in graden Celsius) die de motor mag bereiken. Actual: toont de actuele gemeten temperatuur van de motor.

Gebruik de + en − knoppen om de limieten aan te passen. Bij overschrijding van de ingestelde temperatuurgrenzen kan de stuurfunctie tijdelijk worden onderbroken om schade te voorkomen.


Stroomsterkte (alleen bij Advanced)

  • Servo max current Hiermee stelt u de maximale stroomsterkte (in ampère) in die de servomotor mag trekken. Wordt deze limiet overschreden, dan wordt de fout geregistreerd en zal de servomotor automatisch worden uitgeschakeld om schade of oververhitting te voorkomen. Actual: toont de actuele stroom die momenteel wordt gemeten.

  • Trim current warning Hiermee stelt u een waarschuwingsniveau in als percentage van de ingestelde maximale stroom. Bijvoorbeeld: bij een instelling van 90% en een limiet van 40 A, ontvangt u een waarschuwing zodra de gemeten stroom 36 A bereikt. Dit is bedoeld als vroegtijdige indicatie van mogelijk overmatig stroomverbruik, bijvoorbeeld bij verhoogde mechanische weerstand.

Gebruik de + en − knoppen om de gewenste waarden aan te passen. Houd rekening met de specificaties van uw servomotor om schade te voorkomen.


Spanning

De Pcnautic Autopilot werkt betrouwbaar binnen een voedingsspanningsbereik van 9 tot 16 volt DC. Dit spanningsbereik is afgestemd op standaard 12V boordsystemen.

Een te lage of te hoge spanning kan leiden tot storingen of uitschakeling van het systeem. Bij afwijkende spanningsniveaus worden fouten gelogd, en kan de stuurfunctie worden onderbroken ter bescherming van de elektronica.


Communicatie met MotorController

De communicatie tussen de ControlHead en de MotorController wordt continu bewaakt. Een stabiele verbinding is essentieel voor een correcte aansturing van de servomotor. Wanneer er een storing optreedt in de communicatie of de verbinding wegvalt, zal dit een fout geven.

Op de kunt u de maximale toegestane temperaturen instellen voor zowel de controller als de motor. Dit helpt om schade door oververhitting te voorkomen.

De Pcnautic Autopilot biedt bescherming tegen overbelasting van de servomotor door middel van instelbare stroomlimieten. Deze instellingen vindt u op de .

configuratiepagina
configuratiepagina
Statistics
Configuration
Rudder Calibration
Roerstand
Temperatuur (alleen bij Advanced)
Stroomsterkte (alleen bij Advanced)
Spanning
Communicatie met MotorController
Enable sound alarm web interface