ControlHead / Bedienkast
Last updated
Was this helpful?
Last updated
Was this helpful?
De functie van de toetsen is afhankelijk van de huidige modus van de Autopilot.
A. Standby-modus ("Standby" wordt weergegeven op het scherm)
Pijltoetsen: Bewegen de stang in en uit. Bij ingedrukt houden neemt de snelheid geleidelijk toe.
M-toets: Opent het menu.
A-toets: Activeert de Autopilot (Auto-modus).
B. Auto-modus (Groene LED brandt, twee koersen zichtbaar op het scherm)
Pijltoetsen:
Bij een korte druk: koerswijziging van 1 graad.
Bij ingedrukt houden: eerst stappen van 5 graden, daarna oplopend met 10 graden tot max. 100 graden.
M-toets: Opent het menu.
A-toets: Deactiveert de Autopilot (terug naar Standby-modus).
C. Menu-modus
Pijltoetsen: Navigeren omhoog en omlaag.
M-toets: Selecteert en activeert de gekozen optie.
A-toets: Gaat terug naar het startscherm.
Druk op M om de eerste menu-optie te selecteren: Tack.
Druk nogmaals op M om de Tack-functie te activeren.
Je keert automatisch terug naar het startscherm. De groene LED knippert als indicatie dat de overstagfunctie actief is.
Gebruik de pijltoetsen om zo vaak als gewenst overstag te gaan.
Om de overstagmodus te beëindigen, druk je tweemaal op A.
Druk op M om de eerste menu-optie te selecteren: Tack.
Druk op de pijl naar rechts om naar de tweede menu-optie Mode te gaan.
Druk op M om de modus te selecteren.
Afhankelijk van de beschikbare gegevens kun je kiezen uit:
Kompas
GPS (COG)
Wind (schijnbaar)
True wind (ware wind)
Navigatie
Na het selecteren van de gewenste koersbron met M, keer je terug naar het startscherm door op A te drukken.
De geselecteerde modus wordt aangeduid met een vierkantje rondom de letter: C = Kompas, G = GPS (COG), W = Schijnbare wind, T = Ware wind, N = Navigatie
Kompas (C) De Kompasmodus is de meest basale modus en wordt altijd ondersteund dankzij de interne kompassensoren. Andere modi kunnen terugvallen op deze modus wanneer gegevens uit andere bronnen niet beschikbaar zijn. Kompasmodus houdt de boot gericht op een specifieke magnetische koers. Bij het eerste gebruik van de Autopilot wordt aanbevolen om deze modus te testen, omdat andere modi vaak ook afhankelijk zijn van een goed werkend kompas.
GPS (G) De GPS-modus gebruikt de GPS-koers (COG) om de oriëntatie van de boot aan te passen. Dit zorgt ervoor dat de boot zich in een specifieke richting ten opzichte van ware noord beweegt.
GPS-modus is vooral handig om een vaste vaarrichting over de grond te behouden. Door de relatief lage updatesnelheid van GPS blijven het kompas en de gyroscopen essentieel voor snelle koerscorrecties.
Schijnbare wind (W) De Windmodus gebruikt de schijnbare wind, gemeten door windsensoren, om de boot onder een vaste hoek ten opzichte van de wind te sturen. Deze modus is vooral nuttig bij het zeilen aan de wind en bij wisselende windrichtingen. Indien nodig kan ruis in de windmeting worden gedempt of afgestemd voor een stabieler stuurgedrag.
Ware wind (T) De Ware windmodus combineert de schijnbare windgegevens met de snelheid door het water (of GPS-snelheid indien geen watersnelheidsmeter aanwezig is) om de ware windrichting over het water (of de grond) te berekenen. De autopilot stuurt vervolgens op basis van deze ware windhoek. Deze modus is vooral geschikt voor voor-de-windse koersen, waarbij plotselinge versnellingen anders grote invloed zouden hebben op de schijnbare wind.
Navigatie (N) Wanneer u een waypoint of route activeert in uw navigatieprogramma en deze informatie naar de autopilot verzendt, wordt de functie N - Navigation To Waypoint beschikbaar in de "mode"-selectie. Door deze modus in de AUTO-stand te kiezen, zal de autopilot automatisch naar het geselecteerde waypoint sturen.
Selecteer deze optie met M.
Gebruik de pijltoetsen om het scherm lichter of donkerder te maken.
De helderheid van de groene LED (zichtbaar in Auto-modus) past zich automatisch mee aan.
Selecteer deze optie met M.
Pas het contrast aan met de pijltoetsen.
Bevestig de instelling met M om deze op te slaan.
Selecteer deze optie met M
Kies voor 'locked' of 'unlocked'
Bevestig de instelling met M om deze op te slaan.
Heeft u via de webinterface de WiFi-modus gewijzigd naar Client mode en is de webinterface daardoor niet meer bereikbaar? Volg dan deze stappen om het standaard WiFi Access Point te herstellen:
Ga naar het menu Settings en druk op M.
Kies Control, vervolgens WiFi, en selecteer Defaults met M.
Druk op A om terug te keren naar het startscherm.
Na enkele ogenblikken zal het WiFi-accesspoint pcnautic_AP weer zichtbaar zijn.
Het IP-adres van het apparaat staat onderaan in het WiFi-menu vermeld.
Selecteer deze optie met M om de huidige firmware versie weer te geven
Instellingen voor overstag kun je aanpassen via de op de pagina .
Selecteer hier een van de aangemaakte stuurprofielen. Nieuwe profielen kunt u aanmaken en aanpassen via de onder en .
Tip: Voor het aanpassen van overige instellingen wordt aanbevolen gebruik te maken van de voor meer overzicht en controle.