Profiles - Profielen
Last updated
Was this helpful?
Last updated
Was this helpful?
Door op het tandwiel en vervolgens op Profile te klikken komt u op de uitgebreide pagina met de instellingen voor het stuurgedrag, voor het finetunen met visuele ondersteuning kies .
U kunt profielen aanmaken en selecteren, waarbij alle instellingen die het stuurgedrag beïnvloeden volledig aanpasbaar zijn.
Bij eerste gebruik is alleen het "default" profiel beschikbaar. De instellingen van dit standaardprofiel zijn niet aanpasbaar.
Klik rechtsboven op het plusteken (+)
Voer een naam in voor het nieuwe profiel
Klik op "Duplicate" om het profiel aan te maken
Het nieuwe profiel wordt direct geactiveerd en is nu volledig aanpasbaar.
Door op de profielnaam te klikken opent het menu waarbij u het gewenste profiel kunt selecteren / activeren. Dit is ook uiteraard ook mogelijk via het menu van de ControlHead.
Door op de prullenmand te klikken kunt u het geselecteerde profiel verwijderen.
Met P stelt u de agressiviteit van de koerscorrectie in. Een hogere P-waarde zorgt ervoor dat de autopilot sneller en krachtiger reageert op koersafwijkingen.
Let op: een te hoge waarde kan leiden tot oversturing of instabiliteit.
De PR-instelling werkt vergelijkbaar met de P-versterking, maar zorgt voor een zachtere correctie, vooral bij grote koersafwijkingen. Dit helpt schommelingen te verminderen, met name bij het varen aan de wind. De PR-waarde voegt een gedeeltelijke demping toe, vergelijkbaar met een fractie van een afgeleide regeling.
De parameters D en DD bepalen de demping van de stuurreactie. Wanneer u P verhoogt, zal het schip sneller draaien, maar kan het ook doorschieten voorbij de gewenste koers.
Om dit te voorkomen:
Verhoog D en DD tegelijkertijd met P
Dit zorgt voor meer tegensturing en minder overshoot
Omgekeerd:
Wordt de gewenste koers niet bereikt of wordt er te vroeg tegengestuurd, dan zijn D en DD waarschijnlijk te hoog ingesteld — verlaag ze dan stapsgewijs.
De parameter FF bepaalt de snelheid waarmee de boot draait tijdens een koersverandering (bijvoorbeeld bij het instellen van een nieuwe koers in Auto-modus).
Een hogere FF-waarde = sneller draaien naar de nieuwe koers
Een lagere waarde = langzamere, vloeiendere koersaanpassing
tack.angle
– Overstaghoek in graden:Stel hier het aantal graden in dat het schip draait bij het uitvoeren van een overstagmanoeuvre wanneer u vaart op kompas- of GPS-koers. Bij varen op windkoers wordt automatisch de tegenovergestelde koers aangehouden.
tack.delay
– Uitstel van overstag:Hiermee stelt u een vertraging in tussen het activeren van de overstagfunctie en de daadwerkelijke start van de manoeuvre. Dit geeft u de tijd om eerst handmatige handelingen uit te voeren.
tack.rate
– Draaisnelheid tijdens overstag:Bepaalt de snelheid waarmee het schip draait tijdens de overstag. Een lagere waarde resulteert in een langzamere draai.
tack.threshold
– Drempelwaarde voor het einde van de overstag:Stel deze waarde zo hoog mogelijk in. Indien het schip na het overstaggaan te ver door blijft draaien, verlaagt u deze waarde.
max_slew_slow
/ speed
– Versnelling en vertraging:Deze waarden bepalen hoe snel de drive accelereert en afremt.
Lagere waarden zorgen voor een vloeiendere beweging, wat het starten en stoppen dempt.
Let op: de waarde van slow
mag niet lager zijn dan die van speed
.
period
– Minimale correctietijd:Bepaalt de minimale duur van een correctiebeweging. Een lage waarde zorgt ervoor dat de autopilot sneller reageert op kleine koersafwijkingen.
speed.max
/ speed.min
– Maximale en minimale snelheid van de drive:Met speed.max
stelt u de maximale snelheid van de drive in.
Het verlagen hiervan kan handig zijn om de bewegingen te begrenzen.
Met speed.min
stelt u de minumum snelheid van de drive in.
Let op: in combinatie met onze drive heeft speed.min
doorgaans geen merkbaar effect. De waarde van max
mag niet lager zijn dan die van min
.
Gebruik deze instelling om de berekende ware windhoek te corrigeren. Deze is afhankelijk van een nauwkeurige bootsnelheid en schijnbare windgegevens. Pas de offset aan als de ware windrichting afwijkt of inconsistent lijkt, vooral onder stabiele omstandigheden.
Standaard worden de COG (Course Over Ground) en windhoek gedempt op basis van de magnetische koers, om snelle koersschommelingen veroorzaakt door sensortraagheid of ruis te verminderen.
Wanneer u gebruikmaakt van een nauwkeurige GPS en/of windsensor met snelle en stabiele gegevens, kunt u de demping verlagen — zelfs tot 0% — om een snellere en directere stuurreactie te verkrijgen.
Lage demping = snellere reactie, maar gevoeliger voor ruis
Hoge demping = vloeiendere reactie, maar trager stuurgedrag
Bij lage windsnelheden kan de schijnbare windhoek instabiel worden of schommelen, bijvoorbeeld door turbulentie of sensorgevoeligheid. Deze instelling bepaalt hoeveel invloed de gemeten windsnelheid heeft op de interpretatie van de windhoek.
Hoger gewicht: stabieler gedrag bij lichte wind
Lager gewicht: gevoeliger voor kleine veranderingen, nuttig bij vlagerige wind
Verlaag deze waarde als u wilt dat de stuurautomaat sneller reageert op kleine windveranderingen.
Net als bij schijnbare wind kan de ware windhoek sterk variëren bij lage bootsnelheid of lichte wind. Met deze instelling bepaalt u hoe sterk de ware windsnelheid meeweegt in koerscorrecties.
Hogere waarde: filtert kleine schommelingen, zorgt voor een stabielere koers
Lagere waarde: snellere reacties op windveranderingen, nuttig bij wendbare manoeuvres
De eenvoudigste manier om het stuurgedrag van de autopilot aan te passen, is door de parameters P, D en DD te wijzigen. Voor een uitgebreide uitleg over alle instelmogelijkheden verwijzen we naar de pagina .